De bladeren van de bomen breiden zich uit voorbij de grenzen van de kleuren die ze worden
mengen zich met het blauw van het bruin en het zand van het strand en ik vraag mij af
of het schijnen van de waterzon rond mijn schaduw mij wilt doen geloven dat ik bij de besten ben
of gewoon een teken is dat ik, lichthoofdig in de wolken, ziek ben van te weinig slaap en liefde
Ik hoeder van mijn kudde drijf mijn beesten tot onrust in de ochtend, in de richting van
de bossen die onze kleuren het beste doen uitkomen zoals de blos op fruit
dat niet bewaard kan worden en het klinkt door de takken van de bomen:
de liefde voor het sterven, het alleen zijn, de jonge velden en het zachte gras
De wortels van het huis die tot in de waterputten reiken
de stralen van het stromende licht dat tuimelt als de otters door de luiken voor het raam
zuigen de grijsheid uit ons nest, de leegheid langs onze monden naar buiten
Het beseffen dat wij heel zijn heeft twee jaar geweekt en dan gedroogd op zolder
rolt in lage tonen langs de berken naar zijn eigen einde
en dan stopt het, voor de ogen van ons allen, met een plotse golf van kalmte